Hoe maak ik een goede participatieverordening?

Tips van projectmanager democratisering Chaheed Chekhchar

 

Inwoners betrekken bij de uitvoering en evaluatie van beleid. Hoe overheden dat doen staat in de zogenaamde participatieverordening. Maar wat maakt een goede participatieverordening? Je krijgt tips van projectmanager democratisering Chaheed Chekhchar van de gemeente Amsterdam. ‘Het is cruciaal om niet alleen vast te leggen dat participatie plaatsvindt, maar ook op welke manier deze controleerbaar is.’ 

Inwonersparticipatie is sinds kort wettelijk vastgelegd. De Omgevingswet, die inmiddels is ingegaan, regelt dat voornamelijk voor het fysieke domein. Maar de Wet versterking participatie op decentraal niveau gaat over al het participatiebeleid van de betreffende decentrale overheid (gemeente, provincie, waterschap of openbaar lichaam in Caribisch Nederland). Deze wet is nog niet actief. Het wetsvoorstel is op 26 oktober 2023 met grote meerderheid wel al aangenomen door de Tweede Kamer. De Eerste Kamer buigt zich momenteel over de wet en moet dus nog een beslissing nemen.

Van inspraak naar participatie


Op dit moment hebben overheden beleid rondom inspraak vastgelegd in een ‘inspraakverordening’. Dat houdt in dat belanghebbenden kunnen reageren op de plannen van overheden. Oftewel: inspreken. Alleen komt dat inspraakmoment van oudsher op het moment dat de plannen al klaar zijn. Helemaal aan het eind van het proces dus. Als alles al bedacht is. Een grote aanpassing hierin komt voort uit deze nieuwe wet. Daarin wordt inspraak meer participatief. Een inspraakverordening wordt dan verbreed naar een participatieverordening. Daarin staan de regels van overheden over hoe inwoners worden betrokken bij de uitvoering en evaluatie van beleid. Ook komt hierin te staan dat inwoners hun overheid kunnen uitdagen om een taak over te nemen. Dit wordt het uitdaagrecht [https://democracyagency.nl/inspirations/uitdaagrecht/] genoemd. 

Vooruitlopend op de Wet versterking participatie op decentraal niveau zijn al veel overheden aan de slag gegaan met een participatieverordening. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) kwam eerder met een handreiking [https://vng.nl/nieuws/voorbeeld-verordening-participatie-en-handreiking-verschenen] voor het maken van een participatieverordening. Maar wat is het geheim achter een doeltreffende participatieverordening? In een exclusief interview onthult projectmanager democratisering Chaheed Chekhchar van de gemeente Amsterdam niet alleen zijn ervaringen, maar biedt hij ook inzicht in de cruciale elementen die een participatieverordening effectief maken. 

Wat zijn volgens jou de cruciale kenmerken van een goede participatieverordening?
‘Een goede participatieverordening moet niet slechts vastleggen hóe participatie plaatsvindt, maar ook op welke manier het gecontroleerd kan worden. Het is belangrijk om inspanningen te leveren om alle groepen te betrekken en grote belangen van specifieke groepen op te nemen in het participatieplan. Deze verordening moet de betrokken actoren ter verantwoording roepen en controleerbare mechanismen bevatten.’

Zijn er specifieke do’s en don’ts die je zou benadrukken als het gaat om een participatieverordening?
‘Het is dus cruciaal om niet alleen vast te leggen dat participatie plaatsvindt, maar ook op welke manier deze controleerbaar is. Vermijd hierbij vage formuleringen en zorg voor concrete rapportageplicht. Daarnaast moeten er mechanismen zijn om bepaalde groepen extra te betrekken. Participatieplannen moeten flexibel genoeg zijn om verschillende behoeften te accommoderen. Bij veel gemeentelijke processen werd al geparticipeerd. Wat er voor ons nu verandert is dat een participatieplan ook echt van tevoren wordt vastgesteld, en dat we altijd een participatieplan moeten maken wanneer er sprake is van participatie. Wat nog steeds kan gebeuren is dat in zo’n participatieplan wordt gekozen voor de laagste vorm, informeren.’

Vind jij informeren participeren?

‘Nee, nee, nee, maar voor de participatieverordening is het wel zo. Maar het grootste verschil zit hem dus in het bij voorbaat vaststellen van het participatieplan. Daar zit de macht bij het controleren. Nu moet je het echt gaan verantwoorden bij het college. En die moet dit ook expliciet goedkeuren. En zij kunnen ook weer ter verantwoording worden geroepen.

Het gaat er ook om hoe de politici en bewoners omgaan met dit instrument dat hen is gegeven. Die hebben nu de mogelijkheid om te controleren op participatie. Transparanter en sneller. De participatieverordening hoeft niet zoveel te veranderen, maar het kan wel veel veranderen, afhankelijk van de inwoners, oppositie, controlerende machten en adviserende macht.’

Hoe zie je de rol van politici en bewoners in relatie tot het instrument dat de participatieverordening biedt?

‘Het instrument van de participatieverordening moet niet alleen worden gezien als een set regels, maar eerder als een gids voor effectieve samenwerking tussen alle betrokken partijen. Politici en bewoners hebben daarmee de mogelijkheid om actief te controleren op participatie. De transparantie en snelheid waarmee beslissingen kunnen worden genomen, zijn verbeterd.’ 


Welke impact kan een goed ontworpen participatieverordening hebben op lokale gemeenschappen?

‘Een goed ontworpen participatieverordening kan lokale gemeenschappen in hun kracht zetten. Het geeft hen de mogelijkheid om actief deel te nemen aan besluitvormingsprocessen, en de rapportageplicht zorgt ervoor dat hun stem gehoord wordt. Hierdoor ontstaat er een meer democratische en inclusieve samenleving, waarin alle belanghebbenden een waardevolle bijdrage kunnen leveren.’


Zie je bepaalde gemeenten als voorbeeld die effectief omgaan met participatieverordeningen?

‘Ja, ik zie zeker bepaalde gemeenten als voorbeeld in hoe ze effectief omgaan met participatieverordeningen. In het bijzonder bewonder ik de aanpak van de gemeente Amsterdam, waar de participatieverordening is gericht op het structureren en versterken van interacties tussen de gemeente en haar burgers. Deze verordening is effectief in het formaliseren van participatieprocessen binnen de bestaande gemeentelijke kaders, wat cruciaal is voor een gestructureerde en transparante benadering van burgerparticipatie.

Daarnaast heb ik ook waardering voor de gemeente Deventer, die in hun participatieverordening expliciet ruimte biedt voor ‘publieksinitiatief’. Dit concept maakt het mogelijk voor inwoners, bedrijven, maatschappelijke organisaties en andere belanghebbenden om zelfstandig initiatieven te ontplooien, wat leidt tot een diversiteit aan ideeën en projecten vanuit verschillende sectoren van de gemeenschap. Deze inclusieve aanpak bevordert een breed scala aan burgerinitiatieven.

Hoewel elke gemeente zijn eigen unieke context en uitdagingen heeft, en wat werkt voor de ene gemeente niet per se de beste oplossing is voor de andere, kan het concept van ‘publieksinitiatieven’ zoals toegepast in Deventer een waardevolle toevoeging zijn voor de participatieverordening in Amsterdam. Het zou de reikwijdte van participatie kunnen uitbreiden door meer ruimte te bieden voor innovatieve en diverse burgerinitiatieven. Dit zou goed aansluiten bij de lange termijnvisie waarin de overheid fungeert als platform voor natuurlijke interactie binnen de leefwereld van bewoners en ondernemers.’